Overweging in kerkcentrum De Ark, Groningen, 8 december 2013 bij de eerste twee verhalen uit het kerstoratorium De verhalen: het bezoek van de engel Gabriël aan Maria en het bezoek van Maria aan Elizabet. Twee dagen voor deze viering was Nelson Mandela overleden.
Het levensverhaal van Nelson Mandela is een van die zeldzame verhalen waardoor je er weer in gaat geloven. Uit de gevangenis kwam in 1990 iemand waarvan iedereen het gevoel had: op dat is iemand die het lijden ziet en het huilen hoort hoort, en nu zullen mensen niet langer zijn neergebogen: hij zal ons uit het dal halen. Een vechter, een dromer. Zo hebben miljarden mensen hem beleefd, niet alleen toen, maar ook in de jaren daarna.
Toen ik gisteren bedacht dat ik vandaag óók iets zou moeten zeggen over Nelson Mandela, toen was ik zelf verbaasd hoeveel van de woorden die we zojuist gehoord hebben, ook op zijn verhaal zouden kunnen slaan. Niet helemaal toevallig is hij deze dagen door deze en gene wel een tweede Jezus genoemd. Overigens kende die persoon de geschiedenis niet zo goed, want er zijn er heel wat geweest die diezelfde titel zouden verdienen.
Wat mensen vooral zo lijkt aan te spreken in Mandela is dat hij ondanks alle tegenstand en teleurstelling, door de 27 jaren van zijn gevangenschap heen is blijven geloven in zijn idealen. Sterker nog: dat dat geloof nog gegroeid is in de eenzaamheid van Robben Eiland. Ik had het voorrecht om er in 1999 een bezoek aan te brengen, en ik kan u verzekeren: het is er eenzaam. Extra eenzaam omdat je vanaf het strand Kaapstad kunt zien liggen – onbereikbare bewoonde wereld door de sterke stroming van de zee. Misschien heeft Mandela zich net zo gevoeld als Maria over wie we gelezen en gezongen hebben.
Ondanks alle teleurstellingen blijven wachten en uitzien naar iemand die nabij zal zijn, hebben we gezongen. Maria ervaart dat zij gezien is, dat heilige adem haar zal vervullen als zij moeder wordt. En wat een grote dingen worden er verwacht van dat kind: hij zal zijn als koning David: vechter, dromer, dichter, zanger, herder, koning, mens van grond en mens van licht, grenzeloos en eindeloos. En grote dingen bezingen we ook in het lied van Maria, het Magnificat: Wie zijn neergebogen zullen opstaan, wie hongert wordt verzadigd. Magnificat, van het werkwoord magnificare: groot maken.
Grote dingen, grote woorden, grote verwachtingen, grote verhalen. Of het allemaal echt zo gegaan is? Dat weten we niet, maar dat doet er ook niet toe. Het gaat erom dat mensen het zo ervaren hebben en doorverteld hebben. Verwachting – heel letterlijk: Maria raakt in verwachting van haar kind.
Voor steeds meer mensen is het spreken met grote woorden over God, over Jezus, minder vanzelfsprekend geworden. Niet alleen voor mensen buiten de kerk, ook voor mensen binnen de kerk, of aan de rand ervan. We worden voorzichtiger met zekerheden, met grote woorden en grote verhalen. We hebben te vaak gezien hoe ze kunnen ontaarden in fundamentalisme, onverdraagzaamheid, eigen gelijk en minachting voor anderen.
Zo is het ook met grote woorden over het kerstfeest. Het is niet meer voor iedereen vanzelfsprekend om kerstmis te beleven als de geboorte van Gods zoon, geboren om de wereld verlossen van zonde kwaad. Wel voelen de meeste mensen saamhorigheid, warmte bij elkaar, eenheid, ontmoeting, licht in het duister, hoop, vertrouwen. En we verbinden het met kaarsen, kerstboom, allemaal thuis, gezellig eten, iets geven, zingen, verhalen.
Ook wie zich niet thuis voelt in grote woorden, vermoedt, voelt een laag in ons bestaan die boven het gewone uitstijgt. Soms gebeurt er iets in ons leven dat zo anders en bijzonder is dat het ons totale wezen raakt en ons verandert. Een overweldigende ervaring van de natuur, van iemand die jouw leven wil delen, van de geboorte van een kind, van het sterven van iemand die je nabij is. Niet voor niets willen velen zulke momenten in het leven onderstrepen met rituelen en symbolen, ook al zijn het niet altijd religieuze vieringen. Het zijn de grote dingen die gebeuren.
Er zijn veel verhalen over zulke ervaringen die je leven op zijn kop zetten. Het verhaal van Nelson Mandela is er een van, een verhaal dat de hele wereld door ging met televisiebeelden, volksmassa’s en wereldleiders. Maar de meeste worden niet verteld, of alleen in kleine kring.
In veel van die verhalen komt het grote tot leven in het kleine, onooglijke. Abraham ontmoette twee engelen in de gestalte van vermoeide reizigers. Jezus zegt dat je de mensenzoon kunt ontmoeten als je hongerigen te eten geeft en dorstigen te drinken, als je een vreemdeling een plaats geeft, een zieke verzorgt en een gevangene bezoekt. Van de heilige Franciscus wordt vertelt hoe hij geraakt werd toen hij een melaatse in de ogen keek en niet anders kon dan hem omarmen: letterlijk aanraken dus. En heeft zijn naamgenoot in Rome de laatste maanden niet velen geraakt door juist die kleine symbolische gebaren: van het betalen van zijn eigen hotelrekening tot het wassen van de voeten van jonge gevangenen, jongens en meisjes, christenen, moslims en ongelovigen.
Pater Jan van Kilsdonk verwoordde het ooit als volgt:
Ik heb een diep verzet tegen de gedachte
dat God zich in het mooie openbaart.
Mensen mogen best mooi zijn,
hoe meer hoe liever zelfs.
Maar God openbaart zich daarin niet.
Die openbaart zich in de ontheemden,
de geschondenen die een beroep op mij doen.
Ik blijf de lelijken, de niet-briljanten,
de gescheurden het liefst nabij.
Want als de mens mij machteloos aankijkt,
dan komt in die blik, in dat appèl
God mij nabij.
Grote verhalen en kleine, machteloze mensen. We wachten op iemand die het lijden ziet, iemand die het huilen hoort, iemand die weet, iemand die komt, iemand die nabij zal zijn. En als die dan komt, vertellen de verhalen van Lucas, dan is het niet een triomfantelijke held die met opgeheven armen door een mensenmenigte loopt, maar dan is het een klein, weerloos, machteloos kind. Niet in een sjiek hotel maar in een stal tussen de beesten. Helemaal geen vechter, dromer, dichter, zanger, herder, koning, grenzeloos en eindeloos. Nog niet tenminste.
En toch: er staan grote dingen te gebeuren. ‘Dat ik groot ben in het kleine,’ heb ik Maria laten zingen, en dat hele Magnificat gaat over niets anders. Als geen ander verbindt Maria haar zwangerschap, de verwachting van haar kind, aan die grote veranderingen die ze ook verwacht: de grote potentaten gaan eraan en wie neergebogen en hongerig is, gaat rechtop staan.
Soms gebeurt er iets in ons leven dat zo anders en bijzonder is dat het ons totale wezen raakt en ons verandert. Dat gebeurt in het verhaal van de zwangerschap van Maria. En velen van ons hebben het ervaren in hun huwelijk, bij de geboorte van hun kinderen. Het bijzondere in het verhaal van Maria is dat die eigen, diepe persoonlijke ervaring dan ruimer wordt, groter. In het Magnificat verbindt Maria haar eigen persoonlijke ervaring met het grote verhaal van de geschiedenis van Israël, vanaf Abraham tot nu. Dat eeuwenoud verhaal is haar verhaal geworden.
Misschien zal haar verhaal op zijn beurt mijn verhaal worden. Dat eeuwenoud geloof dat het kleine en weerloze zal opstaan, misschien zal het mijn geloof worden. Dat eeuwenoude wachten op iemand die ziet en hoort en weet en nabij zal zijn – dat kan mijn verwachting worden.
Een hoop grote woorden toch nog, alles bij elkaar. Het is maar goed dat we ze vooral zingen vandaag. Zingend gaat het makkelijker dan wanneer je het zomaar moet zeggen. Zingen kan je uittillen boven jezelf. Groots hoeven we niet te zijn, zingt psalm 131, waarvan de woorden verwerkt zijn in het lied dat we zometeen gaan zingen. Niet in de verre sterren. Deze week twitterde paus Franciscus: heilig ben je als je doet wat je dagelijks moet doen, met liefde en toewijding. Het is lang geleden dat ik me zo heb kunnen herkennen in de woorden van een paus.
Ik hoop en ik wens u toe dat u vandaag en in de komende weken veel zult zingen. Oude kerstliederen en nieuwe. In de kerk en bij de kerstboom thuis. Over grote dingen die gaan gebeuren en over het kleine weerloze kind