Tussen twijfel en geloof

Overweging in kerkcentrum De Ark te Groningen, 18 april 2021. Bij het verhaal van Thomas (Johannes 20: 24-29).

In 2020 verscheen mijn boek Scherven van zekerheid – kerkliederen op de rand van het geloof. Die titel laat wel zien dat ik me goed kan vinden bij de Thomas uit het schriftverhaal. Thomas die getuige was van het lijden en de ondergang van Jezus, kan niet zomaar de knop omzetten naar een verrijzenisgeloof. De ongelovige Thomas, wordt hij gewoonlijk genoemd. Ik noem hem liever de twijfelende Thomas. De Tsjechische priester en theoloog Tomas Halek – zijn voornaam is toeval – heeft zelfs ooit de suggestie gedaan om die Thomas uit te roepen tot patroonheilige van de twijfelende gelovigen.

Ik voel me dikwijls zo’n twijfelende Thomas. Ik ben opgegroeid in een traditioneel rooms-katholiek gezin, in een kerkelijke omgeving waarin geloof, kerkelijke tradities en rituelen min of meer vanzelfsprekend waren. Maar toen ik opgroeide, verdween die vanzelfsprekendheid.
De redenen om het geloof vaarwel te zeggen gaan diep. De spanning tussen aan de ene kant wetenschap, cultuur en gezond verstand en aan de andere kant de letterlijke uitleg van de Bijbel. De lange geschiedenis van onderdrukking door het kerkelijke systeem met zoveel strijd om de macht. De afwezigheid van kerk en geloof in je sociale leven en in je werk. De slijtage van oude symbolen en rituelen die niets meer te zeggen hebben. De krampachtige manier waarop kerken omgaan met alles wat met lichaam en seksualiteit te maken heeft. De versteende harde leer van zekerheden.
Langzaam groeide bij mij het besef dat het niet blijft bij ‘nieuwe woorden voor een oud verhaal’, zoals ik in het lied Vrijplaats schreef. Het verhaal zelf is anders geworden. Traditionele begrippen hebben hun diepere betekenis verloren. Zonde en vergeving, kwaad en verlossing, schuld en genade, heiligen en zondaars, geloof, waarheid, wonderen, heil, eeuwigheid, god – woorden die je steeds moeilijker in je mond neemt. De theoloog Ruard Ganzevoort noemde ze: ‘codewoorden van een religieuze geheimtaal’. Woorden die vooral laten zien dat je erbij hoort, geen woorden die nog verwonderen, ontroeren, bezielen en tot besef van het onuitsprekelijke brengen.

Zo kan het geloof langzaam inzakken. En toch – en toch en toch – het laat me niet los. Ik leef nog steeds met wijsheden en leefregels die boven mijzelf, boven mijn eigenbelang uitstijgen. Geen vaste dogmatische zekerheden, maar eerder intuïties, vermoedens, hoop – en soms geloof.
Als je niets kunt zien en aanraken, als het bouwwerk instort, wat houdt je dan toch staande? In mijn boek noem ik vier pijlers, bouwstenen, die in mij toch iets van geloof gaande houden en waarmee ik toch een hutje denk te kunnen bouwen.

Een van die bouwstenen is verwondering. Ontzag, eerbied en dankbaarheid voor wat we vanouds aanduiden als de schepping: de aarde, de kosmos, de natuur, het leven. Verwondering om liefde, nabijheid en verbondenheid tussen mensen. Ervaringen die me doen trillen, ontroeren en uitzicht bieden.
Een van die verwonderende ervaringen is verbondenheid, de tweede pijler. Een Bijbelse god die zijn mensenvolk ‘ziet en hoort en weet en afdaalt om te bevrijden’ (Exodus 3:7-8) is lang niet meer vanzelfsprekend. Maar verbondenheid, horen en zien van anderen, nabij zijn blijft voor mij een kern van geloof. Codewoorden uit het religieuze jargon, zoals barmhartigheid, naastenliefde, genade en vergeving, maken plaats voor nieuwe zoals solidariteit, zorg, compassie: het besef dat anderen zijn als jij. En dus het besef dat je anderen moet behandelen zoals jijzelf behandeld wilt worden.
Mijn derde bouwsteen zijn verhalen. Mensen stellen zich vragen over goed en kwaad, zin en waanzin, leven en dood. Mensen leven met angst en hoop, droefheid en troost. En wij hebben de verbeeldingskracht om rond die vragen verhalen te vertellen en te delen. Verhalen die eeuwenlang meegaan, zoals die uit de Bijbel. Maar ook het verhaal van iemand die ziek is, ongeneeslijk, en het toch volhoudt. Het verhaal van mensen die gevlucht zijn en een nieuw leven vinden, en toekomst voor kun kinderen – of niet. Verhalen van mensen die dichtbij je staan en verhalen uit de wereldliteratuur. Waar gebeurd of niet. En uiteindelijk ook mijn eigen levensverhaal.
Mijn vierde houvast: hutjes. Plaatsen en momenten om met anderen te delen. In rituelen, woorden en liederen op momenten dat mensen bijeen komen rond de meest wezenlijke vragen van het leven. Zoals deze kerkdienst, dit uur, deze Ark. In het tweede couplet van het lied Vrijplaats stond oorspronkelijk het woord hutje, maar in 2015 verving ik dat door woning. Niet alleen omdat dat beter klinkt, maar ook omdat een woning een ander gevoel geeft. Een hutje is koud, tochtig, wankel, kaal. Een woning is warm en veilig, een plaats waar je je thuis voelt.
De twijfelende Thomas in het verhaal van vandaag geeft nog een vijfde reden om te geloven: het aanraken van Jezus’ wonden. Dat inspireerde Thomas Halik tot zijn boek: Raak de wonden aan. Over niet zien en toch geloven. Verrijzenisgeloof, zegt Halik, is leeg en goedkoop als je de wonden niet aanraakt. Bevrijding kan alleen als je het lijden kunt zien, het huilen kunt horen, als je in je diepste wezen weet wat het lijden met mensen doet.

Als je niets kunt zien en aanraken, wat houdt je dan toch gelovig? Misschien gaat er nog een vraag aan vooraf: wat bedoelen we eigenlijk als we het over geloven hebben? Bedoelen we dan echt de leer en de zekerheden van vroeger? Of gaat het wezenlijk om iets anders.
Het Latijnse woord voor geloven is credere, en dat komt van cor-dare, ‘je hart geven’. Wat of in wie je gelooft, dat is uiteindelijk datgene of diegene aan wie je je hart geeft. Je geeft je hart aan je geliefde, aan je kinderen, aan je werk, aan de omgeving waar je woont, aan de natuur, aan poëzie, aan wetenschap, aan muziek, ja misschien zelfs aan de hele kosmos. Waar je je hart aan geeft, is voor iedereen verschillend. En waar jouw hart is, daar is ook jouw geloof.
En in dat geloof is misschien ook ruimte voor de erkenning ‘Mijn heer, mijn God’. Voor mij hoeft dat geen God te zijn die alles bestiert vanuit de hoogte, geen God die harde wetten en regels vaststelt. Het hoeft geen God te zijn die doden tot leven wekt, tenminste niet in letterlijke zin. Geen God van zeker weten. Eerder een God die klein en weerloos is, een God die gewond is door wat de mensen en de aarde overkomt aan lijden. Een God die nabij is en mensen aanraakt, hoe dan ook.
Over die God kan ik denken en een beetje spreken. Je kunt er verhalen over vertellen, zoals het verhaal van Jezus. Waar gebeurd of niet, dat doet er niet toe. Het liefst in een lied, want wat je niet kunt zeggen, kun je soms nog wel zingen. En als je het samen zingt, houd je elkaar ook nog vast, je kunt de toon en het tempo op elkaar afstemmen. Zingen tussen twijfel en geloof, in een woning waar je je thuis voelt.

Vrijplaats
Zo te geloven