Wees gegroet

Wees gegroet

 

Bewerkte versie van een overweging in de Trefpuntkerk in Glimmen op 23 december 2018 en in Kerkgebouw De Ark te Groningen op 6 december 2020. Naar aanleiding van de verhalen over de boodschap van de engel aan Maria en het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth (Lucas 1).


Het geboorteverhaal van Jezus, het kerstverhaal, is een van de meest uitgebeelde Bijbelverhalen in de kunst. Mijn eigen voorliefde gaat uit naar de middeleeuwse afbeeldingen – op fresco’s, altaren, in getijdenboeken. En daarin staat het kerstverhaal vaak niet op zichzelf, maar maakt het deel uit in een cyclus over het leven van Maria. En dan wordt het geboorteverhaal voorafgegaan door de twee scènes waarover we vandaag horen: de aankondiging van Jezus’ geboorte door de engel Gabriël, en de ontmoeting tussen Maria en Elizabeth. De annunciatie en de visitatie, in vaktermen. Voor de middeleeuwer hoorden die verhalen onlosmakelijk bij het kerstverhaal. En eerlijk gezegd, voor mij ook.
Wat me vaak is opgevallen is dat in die verhalen zo nadrukkelijk gegroet wordt. En dat thema wil ik er in deze overweging graag uithalen.

In een preek met de titel Groeten in Amsterdam vertelde pater Jan van Kilsdonk ooit dat hij als kind uit een klein dorp voor het eerst in een grote stad kwam. En wat hem daar het meest opviel was niet het drukke verkeer of de hoge huizen, maar dat de mensen elkaar niet groetten. In zijn dorp was groeten vanzelfsprekend: je kende elkaar en je wenste elkaar een goede dag toe. Maar de stad, merkte hij, is dus de wereld waar ze elkaar niet groeten.
De wereld waarin wij leven heeft soms meer van de groetloze stad waarover Van Klisdonk sprak dan van de zegenende ontmoetingen waarover we in de schrift hebben gelezen. Als we elkaar al groeten, blijft het vaak bij een simpel hoi, en bij moderne contacten via whatsapp of twitter is er vaak nauwelijks of geen ruimte voor een groet, alles moet gezegd worden in 280 letters of zo. Die verspil je niet aan een groet. Misschien nog net even gr of een paar xxx’jes. Ik ken mensen die in hun e-mail programma automatisch aan het eind van elk bericht laten zetten: met vriendelijke groet. Dan hoef je er niet elke keer aan te denken.
Groeten is een van de meest subtiele rituelen die we kennen. Dat begint al met de vraag óf je iemand zal groeten. Mensen die je vreemd zijn, groet je meestal niet. Maar soms ook wel. Als ik in het buitengebied van Enschede aan het fietsen ben, en ik kom andere fietsers tegen, dan is het al gauw ‘hallo’- ook al ken je die ander niet.
En dan de manier waarop we elkaar groeten. Alleen maak hallo zeggen, een hand opsteken, een hand geven, hand op de schouders, zoenen? Lastig is ook dat verschillende landen en culturen ook verschillende manieren van groeten kunnen hebben. Ook in onze eigen land. Goedemorgen klinkt toch heel anders dan het Groningse moi (als ik het goed uitspreek) of Salaam.
Groeten betekent dat we elkaar willen leren kennen, dan we elkaar niet onverschillig zijn. We vragen dan ook vaak zoiets als Hoe gaat het? Een we antwoorden meestal oppervlakkig en nietszeggend: goed hoor, Of: nou, z’n gangetje. Of: druk druk druk (na mijn pensioen hoeft dat gelukkig niet meer). Ik herinner me iemand die dan soms vroeg: En ben je nog gelukkig? Daar was niet iedereen even blij mee, dat komt veel te dichtbij.  Maar misschien is dat toch waar het in wezen om gaat: elkaar willen kennen, en erkennen.
Herman Verbeek schreef in een van zijn zangen het prachtige zinnetje: Groet u nabij aan die groet naar u. Door te groeten, hoe oppervlakkig ook, wordt je elkaars nabije.

In de Bijbelverhalen die we beluisterd hebben wordt zegenend gegroet. Wees gelukkig, verheug je, zegt de engel Gabriël tegen Maria. Wat een zegen, zegt Elizabeth.
De groet van de engel klinkt in onze ogen wel heel bijzonder: Verheug je. Wees gelukkig.  In het Grieks, waarin dit verhaal is geschreven is, staat het woord χαιρε (chairè}, dat betekent letterlijk: vreugde, maar het ligt ook ten grondslag aan het hedendaagse Griekse woord χαιρετισμός (charetismós) dat groet bekent. Groeten is vreugde brengen.
De woorden van de boodschapper, de engel, zijn in de Rooms-katholieke kerk, waar mijn wortels liggen, omgesmeed tot een gebed dat in mijn jeugd dagelijks meermalen, soms zelfs tientallen malen achter elkaar, werd uitgesproken: Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer zij met u. En dan gaat het verder met de woorden van Elizabeth: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
In mijn katholieke jeugd  kon je dit gebed echt niet in een Protestantse kerk uitspreken, en veel katholieken voelen zich er tegenwoordig een beetje ongemakkelijk  bij: het Wees gegroet is symbool geworden van een al te ver doorgeschoten verering van Maria. Maar het gebed met die groet heeft wel eeuwenlang mensen geholpen om de zwaarte van het leven te dragen. Het was een gebed van troost, bemoediging. Alsof je zelf gegroet werd. Vooral voor vrouwen, in mijn herinnering. Mannen hadden meer met het stoerdere Magnificat.
Lucas schreef zijn evangelieverhaal na de val van Jeruzalem voor Joodse groepen die gevlucht waren voor de Romeinse bezetter. En, misschien ga ik wat te ver, maar ik stel het me zo voor dat het zijn bedoeling was dat die mensen zich in Maria zouden herkennen. Maria als een van al die neergeslagen en gevluchte mensen voor wie de toekomst was vastgelopen.
Geen situatie waarin je verwacht dat iemand Verheug je tegen je zegt. En: Jij vindt genade. Maria schrikt zich kapot. En dan: Wees niet bang. In zo’n situatie, waarin je onmachtig bent, neergeslagen, onvruchtbaar, kun je nauwelijks geloven dat er weer ruimte komt voor nieuw leven. Maar Lucas houdt zijn toehoorders voor dat er nog zoiets is als heilige adem, heilige geest, die je kan raken, die je weer tot leven kan brengen en hoop op de toekomst kan geven.

Groeten kan mensen veranderen, opbeuren, moed geven. Het tweede deel van het verhaal begint met: Maria stond op. In de meeste Bijbelvertalingen staat dat niet met deze woorden, er staat: ze haastte zich, of: ze vertrok met spoed. Maar in de oorspronkelijke tekst wordt het Griekse woord Anastasa gebruikt. Dat kan inderdaad betekenen: op weg gaan. Maar ook: opstaan. Het is hetzelfde woord dat veel verder in het verhaal van Lucas wordt gebruikt voor opstanding, verrijzenis. Maria verrijst, ze komt tot leven. Dat heeft die groet en die belofte van de engel met haar gedaan.
Ook in het tweede deel van het verhaal klinken zegenende woorden. Hoe Maria haar nicht heeft gegroet, staat niet vermeld, maar wel wat die groet bewerkte. Het kind sprong op, Elizabeth raakt begeesterd en de zegenende woorden voor Maria rollen over elkaar heen.
En dan volgt tot besluit het lied van Maria, het Magnificat. Een lied over een God die opricht wie is neergebogen, die vrijmaakt wie is opgesloten, een licht voor wie in donker gaan, die mensen uit het dal zal halen.
Het lied van Maria valt eigenlijk uiteen in twee delen. Her eerste deel bezingt de ervaring van Maria: ik ben gegroet, gezien, gehoord, en daardoor ben ik veranderd. Het tweede deel weerspiegelt het visioen van wat nog komen gaat: dat de machthebbers van hun troon gehaald worden en dat de neergebogen mensen op zullen staan. Dat dat kleine onbeduidende kind van Maria zoon van de Allerhoogste genoemd zal worden, en koning.
Dat is het steeds terugkerende verhaal dat in de Bijbel wordt vertaald, in allerlei toonaarden en op allerlei momenten. De bevrijding uit Egypte, de terugkeer uit Babylon, en ook de komst van Jezus. God ziet het lijden van de mensen, hoort hun klachten, weet wat er in ze omgaat, en hij komt naar ze toe om te bevrijden.

God die komt om te bevrijden? Als een wonder uit het niets vandaan? Ik heb steeds meer moeite om dat zo maar te geloven. Als God bevrijdt, dan moet het door mensen zijn.
In mijn boekenkast staat een klein boekje van Stephan de Jong met de titel: U doet niets, want u bent God. Daaruit het volgende verhaal:

Een jongetje staat blootsvoets en bibberend voor de etalage van een schoenenwinkel te kijken. Er komt een mevrouw langs en die vraagt wat hij daar aan het doen is. Hij zegt: ik bid God dat hij me een paar schoenen geeft. De vrouw pakt de jongen bij de had, gaat met hem de winkel in en koopt een paar schoenen voor hem. Als ze de winkel uit zijn en ze verder wil gaan, pakt het jongetje haar hand en vraagt: Bent u misschien de vrouw van God?

Een vastgelopen toekomst lostrekken, corona verdrijven, de samenleving omkeren,  moord en doodslag en zinloos lijden uitbannen – dat is ons niet zomaar en makkelijk gegeven. Maar we kunnen beginnen met een paar schoenen om op weg te gaan. Elkaar zien staan en zegenend groeten. Vooral mensen die niemand anders ziet staan. Laten weten dat we elkaar willen kennen, dat we elkaar van waarde vinden, dat we in elkaar geloven en dat we elkaar vreugde toewensen. De vrouw of de man van God zijn. En hopen dat we, zoals Maria, de geestkracht vinden die ons op weg doet gaan, die ons doet opstaan, die ons uittilt boven de tobbers die wij zijn.